Cappella Amsterdam onder leiding van Daniel Reuss zong gisteren de première van het schitterende nieuwe koorwerk La Noche oscura del alma (of Donkere nacht van de ziel) van Mathilde Wantenaar. Het concert vond plaats in de uitverkochte grote zaal van het muziekgebouw aan ‘t IJ tijdens de tiende editie van de in 2006 in het leven geroepene Cello Biënnale Amsterdam.
“Geïnspireerd door het andere stuk op het programma; Sonnengesang van Gubaidulina, met een tekst van de 13e-eeuwse Italiaanse mysticus, dichter en monnik Sint Franciscus van Assisi, vond ik een prachtig gedicht van de 16e-eeuwse Spaanse mysticus, dichter en monnik Sint Johannes van het Kruis: La noche oscura del alma. Beide teksten zijn spiritueel van aard en ik dacht dat het Sonnengesang (of Zonnenlied) aan de ene kant en La Noche oscura del alma (of Donkere nacht van de ziel) aan de andere kant, zowel samenhang als contrast in het concert zou brengen.”
Wantenaar heeft voor haar nieuwe werk drie (liefdes)gedichten van drie dichters in drie verschillende talen gekozen. Het werk begint ingetogen met een welluidende koorklank waarop de cellotonen van Johannes Moser zich als een aeolusharp zich doorheen vlechten. Anders dan bij de twee voorafgaande werken van Anton Arenski en Rudi Tas met Kristina Blaumane op cello vormen instrument en stemmen nu direct een bij elkaar horend geheel. Moser slaagt er perfect in om zijn cellotimbre op elk moment met de koorklanken subtiel te laten versmelten.
Na het adembenemende ingetogen eerste deel volgde als een bezwerende monnikenzang de vertoning van het Sonnet 14 van de Franse dichteres Louise Labé. Wantenaar liet hier enkele koorzangers soleren waardoor de sfeer direct van kleur veranderde. Werd in het eerste deel de liefde voor god bezongen, was het nu het verloren geluk van een wereldse liefde. De cello huilde het verdriet eruit en Moser imponeerde bovendien met zijn uitermate variabel vibrato.
De apotheose van dit liefdesdrieleuk vond plaats in het derde deel waarvoor Wantenaar het korte gedicht Nacht van Alexandr Poesjkin had gekozen. Reuss liet nu zijn zangers achter elkaar inzetten en weer verdwijnen: “mijn verzen.. stromen van liefde, doordrenkt van jou.” Met onstuimig applaus ontving het premièrepubliek deze bijzonder gelaagde en ontroerende nieuwe compositie die na de première nog twee keer zal worden uitgevoerd, met als solist Pieter Wispelwey.
Wispelwey was ook de solist in het laatste werk van gisteravond: Canticle of the sun van Sofia Gubaidulina. Het drie kwartier durende stuk was in 1997 opgedragen aan Mstislav Rostropovich voor zijn zeventigste verjaardag. “Ik heb .. geprobeerd om de koorpartij heel ingetogen te maken, zelfs geheimzinnig, en alle expressie in de handen van de cellist en de slagwerkers te leggen. Het zijn vaak de koorzangers die op deze expressie reageren. Daarom staat in het midden van het stuk de episode Responsorium: met zijn gebaren (glissandi met zijn strijkstok op de flexatone) roept de solist de reactie van het koor op.”
Behalve de bezwering op de flexatone, bespeelde Wispelwey naast zijn cello ook nog een windgong en een grote basdrum. De laatste met een rubberen stok, waarmee hij het instrument een onwerkelijk laag gekreun ontlokte. Maar het meest indrukwekkende moment was toen hij op zijn knieën zijdelinks langs zijn cello zat en het instrument als een sjamaan met een (tover)stok bewerkte.
Gevraagd om haar reactie op een kritiek op een eerder werk zei Wantenaar voorafgaand aan dit concert: “Ik ben blij dat er aandacht voor is. We moeten samen de mooie, toch wel niche van de klassieke muziek onder de aandacht brengen en in leven houden!” Dat is zeker haar gelukt, aangezien ik bij het verlaten van het muziekgebouw iemand hoorde zeggen: “Vanavond hebben we echt iets bijzonders meegemaakt!” Ik was het er volledig mee eens.
Foto: Foppe Schut