Sommigen noemen hem een avant-gardistische elektroknutselaar, anderen een pionier op het gebied van de elektronische muziek. Zijn muziek wordt omschreven als minimal techno, retro-futurisme of ambient-muziek: het gaat om de Duitse kunstenaar Carsten Nicolai alias Alva noto.
In zijn beeldend werk probeert Nicolai wetenschappelijke fenomenen waarneembaar te maken. Zijn werk was o.a. te zien op de documenta X en de 49e en 50e Biënnale van Venetië.
Onder de naam Noto maakte hij in 1996 zijn eerste Cd. In 2009 was hij met Xerrox Vol.1 (2007) te gast bij November Music Festival. Vier jaar geleden componeerde hij al weer het vierde deel van deze serie en volgende maand komt deel vijf uit. In 2021 arrangeerde of beter vertaalde de componist Max Knoth het album Xerrox Vol. 4 speciaal voor het eigentijdse muziekgezelschap Ensemble Modern uit Frankfurt met Alva Noto als solist.
Veel reconstrueer-werk werd door de slagwerkers van het ensemble zelf verricht. Percussionist Rainer Römer vertelde tijdens de inleiding in het muziekgebouw aan ’t IJ hoe hij na lang zoeken in de plaatselijke bouwmarkt een bepaalde steensoort vond waarmee hij, erop strijkend met een stalen plint, het (in de elektronische muziek befaamde) white-noise-geluid kon nabootsen.
Noto’s muziek ontstaat technisch gezien door digitale replicatie van bronmateriaal, de manipulatie van data (melodieën) door middel van eindeloze reproductie. Hij beschrijft zelf zijn werkwijze als volgt: “In mijn studio heb ik samen met een programmeur software ontwikkeld die een kopieerproces uitvoert met een kleine verschuiving van de resolutiefactor. Vervolgens wordt dit proces 20 of 30 keer herhaald. Een cd wordt bijvoorbeeld gesampled bij een frequentie van 44,1 kHz en 16 bits. Als je deze twee parameters iets manipuleert, gaat er informatie verloren en begint de software de gaten te interpoleren. Het algoritme verzint dan iets om de gaten op te vullen. Op een bepaalde manier wordt het creatief. Een mechanisme van vervreemding als creatief potentieel – dat is wat me hierin intrigeert.”
Norbert Ommer, de geluidstechnicus of beter gezegd, klankbeeldhouwer van het Ensemble modern kwam tijdens het concert een bijzonder belangrijke rol toe. Hij mengde de akoestische input van de 14 uitvoerende musici met de elektronische klanken van de solist. Het individuele klankspectrum, de onderlinge afstemming en het algehele geluidslevel waren daarmee volledig in zijn handen. Hij was eindverantwoordelijk voor wat er uit de speakers kwam.
De eerste 10 minuten van het concert waren de meest spannende. De muziek werd gecombineerd met lichtinstallaties (Matthias Rieker): middels naar alle kanten draaiende schijnwerpers werd het podium in steeds wisselend gekleurd licht ondergedompeld. De musici leken daardoor de ene keer haast onbeweeglijk en dan weer hyperactief.
Op de achterwand van het podium waren in slow motion veranderende figuren te zien die uitgaand van een smalle strook licht langzaam meanderend uitdijden. Deze transcendente monochrome video’s van Simon Mayer waren niet of amper aan de muzikale acties gekoppeld. Gedurende het concert gingen er steeds minder vernieuwende impulsen van uit. En dat gold helaas ook voor de muziek. Het bijna volledige ontbreken van interessante ritmes maakte dat de verschillende secties meer door de verandering van het lichtplan dan door de muziek zelf van elkaar te onderscheiden waren.
In het laatste nummer werden synthetische hoge strijkersklanken begeleid door o.a. de zes strijkinstrumenten. Ondanks alle onbetwistbaar uitmuntende vakkennis achter de mengtafel was het klinkende resultaat van dit arrangement ronduit droevig te noemen: hooggekwalificeerde musici (mensen) met hun uitgebreid repertoire aan expressiemiddelen die zich dienstbaar opstellen (onderworpen) aan een kille elektronisch gegenereerde sound (machine).
Het merendeel van de luisteraars in de uitverkochte zaal genoot als echte fans met volle teugen van deze voor mij confronterende multimedia-show.
Foto’s: Foppe Schut
Deze recensie verschijnt ook op https://denieuwemuze.nl