Kerstmis is het feest van (naasten)liefde. In bijna alle religies wordt ervoor gepleit dat mensen die het goed hebben hun bezit delen met mensen die dat niet hebben. De noodzaak van dit universele principe is even onbetwistbaar als dat het snel vergeten wordt. Ondanks de hoeveelheid nood en verdriet in de wereld blijft het voor de meesten van ons moeilijk om te blijven geven. Vaak hebben we ons aangeleerd om de andere kant op te kijken of de eigen verantwoordelijkheid weg te redeneren.
Met dit in gedachten componeerde de Amerikaanse componist David Lange afgelopen jaar poor hymnal, een verzameling van 14 universele kerkliederen. “Dit stuk probeert te zeggen hoe belangrijk het is dat we voor elkaar zorgen” beschrijft Lang zijn intentie.
Hij raakte geïnteresseerd in een ‘nieuw’ gezangboek, onder meer door zijn enthousiasme voor de muziek van Charles Ives. “Ives’ muziek zit vol verwijzingen naar de hymnes uit het oude New England die zo belangrijk waren voor zijn opvoeding. Ik kocht mijn eerste gezangboek omdat ik meer moest leren over de wereld van Ives, wilde ik me in zijn muziek kunnen verdiepen.”
Lang schreef zijn a capella compositie poor hymnal, voor o.a. de NTR ZaterdagMatinee en het Nederlands Kamerkoor. Het werk werd gisteren voor het eerst in Nederland gezongen. De teksten schreef hij zelf en putte hiervoor uit zeer verschillende bronnen. De uitspraak van bisschop St. Basilius uit de 4e eeuw (dat je extra jas niet van jou is, maar rechtmatig toebehoort aan iemand die hem nodig heeft,) combineert Lang in what is mine met een uitspraak van president Barack Obama.
Psalm 27 uit het Oude Testament (waarin Koning David de Heer smeekt om zijn gezicht te openbaren) koppelt hij in our hearts tell us aan de woorden van Gandhi (dat sommige mensen zo arm zijn dat God alleen aan hen verschijnt in de vorm van brood). De teksten zijn kort en krachtig en worden door Langs eenvoudig-suggestieve muziek optimaal versterkt. De vier stemgroepen zingen de Engelse teksten optimaal duidelijk waardoor ze makkelijk te volgen zijn.
Het Nederlands Kamerkoor zong met 25 zangers. Dirigent Peter Dijkstra liet de 13 mannen in een halve cirkel achter de vrouwenstemmen staan. Deze opstelling benadrukte de traditie van de kerkzang die Lang gebruikt als muzikale vorm. Het podium van de grote zaal in het concertgebouw veranderde zo in de altaar-ruimte van een wereldlijk kerkgebouw.
Moedig en kwetsbaar tegelijk opende een enkele zangeres poor hymnal als een voorzanger. In dit I saw a poor man vertelt Lang zijn persoonlijke ontmoeting met een arme, op straat levende man vlak bij waar hij woont. (Wat is zwerver toch een ongevoelig woord, besef je dan opeens.)
Eén voor één denderen de gezongen oproepen naar meer medemenselijkheid van het podium. Ondanks de duur van 60 minuten bleef elk van de zonder onderbreking in elkaar over gaande gezangen opnieuw boeien. Tegen het eind prevelde een enkele zanger twee keer zachtjes de tekst in de pauzes tussen de zuiver gezongen verzen door. Dit deed denken aan een biddende monnik en versterkte de sfeer van een religieus gezang.
De drie stukken voor de pauze konden hier niet aan tippen. Messiaens Prière du Christ montant vers son Père was letterlijk uit zijn verband gerukt. Dit vierde deel uit L’Ascension, oorspronkelijk een orkestsuite dat Messiaen later ook voor orgel bewerkte, was als openingsstuk ver van ideaal en klonk bovendien steriel en ongeïnspireerd.
Poulenc ’s Quatre petites prières de Saint François d’Assise voor mannenkoor waren in een flits voorbij. Maar de door 16 zangers excellent voorgedragen 4 zeer verschillende delen kregen op het grote podium net niet voldoende diepgang. Dat gold zeker ook voor de Messe des pauvres van Erik Satie, waarin het gemengd koor een veel te kleine rol had.
Na afloop van het concert zag ik achter het podium een van de zangers in tranen – een middag die je bij blijft.
De recensie verschijnt ook op https://denieuwemuze.nl/category/recensies/