+31 6 10435336 michael@musicwork.shop

Olivier Messiaen – L’Ascension; Anton Bruckner –  Symfonie nr. 6    KCO, Simone Young, dirigent

Gehoord in het Concertgebouw, 16 januari 2025, Amsterdam

Taal op zich is maar beperkt in staat uit te drukken wat er met het publiek gebeurt tijdens een concert. Een concertbelevenis kent bovendien verschillende stadia. Er zijn altijd verwachtingen. En die kunnen invloed hebben op ons gevoel tijdens het luisteren. Daarna begint de reflectie: iets wat op gang komt als je terugdenkt aan wat je hebt meegemaakt.

Afgelopen donderdag ging ik naar het Bruckner en Messiaen-concert van het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) onder leiding van de Australische dirigente Simone Young.

Simone Young, foto: Bertold Fabricius

Mijn verwachtingen waren hoog. De werken van de Franse componist Olivier Messiaen intrigeren me mateloos. Zijn muziek heeft een karakteristieke persoonlijke stijl waarin zich kolkende klankmassa’s afwisselen met ontluisterende melodielijnen. Messiaen geeft daarmee uitdrukking aan zijn diep gevoelde religiositeit.

L’Ascension schreef hij in 1932/33 voor een romantisch orkest met traditioneel slagwerk. Het staat te boek als een jeugdwerk. Weliswaar bevat het al Messiaens modi (specifieke toonladders) en zijn typische ritmes, maar het staat nog steeds in een traditionele toonsoort.

In vier delen, hij noemt ze symfonische meditaties, componeerde Messiaen de Hemelvaart van Christus. Hij beschrijft deze vanuit het perspectief van Jesus in de zeer statige, koraalachtige hoekdelen en vanuit het perspectief van de gelovige in de twee meer bewogen middendelen.

Alleen in het 3e deel Alléluia sur la trompette, alléluia sur la cymbale speelt het volledige orkest. In de andere delen concentreert Messiaen zich op specifieke klankkleuren. In het 1e deel Majesté du Christ demandant sa gloire à son Père zijn dit de koperblazers. Young benadrukt de bovenliggende melodielijn afwisselend gespeeld door de drie trompetten. Onder haar leiding wordt dit het kortste van de vier delen en trompetconcert.

Houtblazers en strijkers domineren in het 2e deel Alléluias sereins d’une âme qui désire le ciel. De afwisselend in groepsverband of solistisch gespeelde melodielijnen klinken exotisch en vol verlangen.

Het 4e deel Prière du Christ montant vers son Père is voorbehouden aan (een deel van) de strijkers. Behalve de eerste violengroep spelen er nog telkens 5 tweede en altviolen plus de eerste lessenaar van de celli. Net als in het laatste deel van zijn eerdere werk Les offrandes oubliées zingen de eerste violen een oneindige serene melodie. Young dirigiert ook hier geanimeerd met grote bewegingen. Het meditatieve karakter van dit violengebed komt gelukkig wel om de hoek kijken. Over de hele 12 minuten ademt de omfloerste muziek net niet voldoende om je in trance te brengen.

Het blijft geweldige muziek en alles is prachtig georkestreerd. Samen met het bezield spelende orkest kom je als vanzelf in een sensitieve luisterhouding terecht. Ook de opstelling was opmerkelijk. De tamboerijn stond moederziel alleen aan de linkerkant van het podium, de grote trom en bekkens bleven bij de pauken. Zo ontstond er een bijzonder stereo-effect door de triangel die zowel van rechts als van links gespeeld werd.

Na de pauze kwam de 6. Symfonie vanBruckner. Hij droeg deze op aan zijn huisbaas, een professor in de filosofie. Pas 1899, twee jaar na Bruckners dood, klonk de Zesde onder leiding van Gustav Mahler voor het eerst in zijn geheel. Young dirigeerde ook Bruckner uit haar hoofd, ontspannen en altijd met grote gebaren. Het orkest speelde zoals het een orkest van wereldklasse betaamt. En toch bleef er in de reflectie op de volgende ochtend weinig subliems over. Wat bleef was het gevoel omhuld te zijn geweest door een warme deken van harmonieën, meer dan te hebben geluisterd naar een groots verteld verhaal.

Foto orkest: Eduardus Lee

De recensie verschijnt ook op https://denieuwemuze.nl/category/recensies/