Twee piano’s en twee elektrische gitaren hoor je niet vaak samen en het is al helemaal geen standaard bezetting voor een klassiek concert. Maar in tijden als deze waar culturele waarde wordt gemeten in bezoekersaantallen, is experimenteren met cross-over een mooie manier om avontuurlijk te programmeren. De ZaterdagMatinee staat hier in de voorhoede met zijn vele compositieopdrachten en ruime aandacht voor minder bekend repertoire.
“Een staalkaart van Amerikaanse muziek” was de ondertitel van het programma waarin de zusters Katia en Marièlle Labèque samen met David Chalmin en Bryce Dessner op elektrische gitaar pop en minimal music met elkaar lieten afwisselen.
Het concert begon met een bewerking van de filmmuziek Ellis Island, oorspronkelijk voor twee piano’s. Meredith Monk componeerde het als muziek bij haar gelijknamige film uit 1981. Het korte stuk was een ideaal openingsstuk voor de 4 musici. Het ensemble klonk bedwelmend mooi (geluidstechniek Koen Keevel) met evenveel aandacht voor alle vier spelers. ‘Aan de oppervlakte lijkt de muziek eenvoudig, maar de complexiteit in de details en de combinatie van ingetogenheid en expressiviteit vormen voor de uitvoerders een uitdaging.’ schreef Monk er zelf over.
Ook Steve Reich’s Electric Counterpoint uit 1987 werd in een bewerking dit keer voor twee gitaren gepresenteerd. In de originele versie, geschreven voor jazzgitarist Pat Metheney, speelt één gitarist samen met een opname van tien gitaar- en twee basgitaarpartijen. Bryce Dessner had er een mooi één-tweetje van gemaakt dat verrassend werkte omdat het publiek constant moest schakelen tussen de twee live musici en de overige gitaarstemmen van de band. Het thema van het eerste deel is afgeleid van Centraal-Afrikaanse hoornmuziek en ook hier was de sound die vanuit de geluidsboxen de zaal vulde subliem. Zo voegde de bas zich steeds weer als een uit het niets zich ontvouwende klankwolk bezwerend bij het geheel om daarna even onwerkelijk weer te verdwijnen.
Hoogtepunt van dit concert was ongetwijfeld Four Movements for Two Pianos (2008) van Philip Glass. Hij schreef het stuk voor zijn collega componist Dennis Russell Davies en Maki Namekawa. De Labèques vertolkten de veeleisende partituur met zowel rust als virtuositeit en wisten over de hele lengte van de bijna 30 minuten durende compositie een boeiend verhaal te vertellen.
Het stuk van Radiohead-zanger Thom Yorke, zijn eerste voor de klassieke concertzaal Don’t Fear the Light voor twee piano’s, was zeer meditatief. Het korte stuk kende weinig ontwikkeling maar Yorke maakte het onderzoeken van klankcombinaties duidelijk tot thema van zijn primeur.
Behalve telkens twee deels verrassende eigen composities van Chalmin en Dessner stond ook nog folkzanger Sufjan Stevens op het programma. Stevens schreef Reflexion voor het gelijknamige ballet van choreograaf Justin Peck. De muziek paste met zijn melodieuze herhalingen naadloos bij de laagdrempelige cross-over opzet van deze middag.
Tegelijkertijd bekroop me tijdens de duur van het concert een zekere teleurstelling. Zo aangenaam de stukken zich ook in het oor nestelden het werd hoe langer hoe minder verrassend. De ene loop reeg zich aan de volgende en de uiteraard volmaakt gespeelde arpeggio’s volgden elkaar in verschillende toonsoorten op. Ik miste ergens de uitdaging van een echt vernieuwend stuk. Monk, Reich en Glass zijn nu boven de tachtig. Met een stuk van een iets jongere Amerikaanse componist was de staalkaart kleurrijker en actueler geweest.
Foto’s: Foppe Schut