Wat maakt dat men na sommige concerten vrolijker naar huis gaat dan van anderen? Dat hangt af van de solisten, het repertoire, de zaal, de inleiding, de verwachting van het publiek en nog veel meer. Te voorspellen zijn deze omstandigheden nooit en daarom is elk concertbezoek ook een gok en idealiter een mooie verrassing.
In Leiden werd het afgelopen zondagochtend een heel speciaal koffieconcert. Cellist Pieter Wispelwey en pianist Paolo Giacometti speelden zoals al vaker in de Stadsgehoorzaal, dit keer een volledig Russisch programma. En dat alleen al is tegenwoordig bijzonder. In sommige landen wordt namelijk sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne helemaal geen Russische muziek meer uitgevoerd. Dat is best krom als je bedenkt dat het meestal juíst kunstenaars zijn die zich proberen te verzetten tegen of los proberen te staan van politieke propaganda.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) componeerde zijn Sonate voor Cello en Piano in D mineur, Op. 40 1934 vlak voor de afkeuring door de Sovjetautoriteiten van zijn muziek. Deze werd te burgerlijk en decadent geacht voor het Sovjetvolk. Het ontstaan van de vier delen van deze ongewoon lichte, haast vrolijke compositie wordt vaak in samenhang gebracht met een kortstondige buitenechtelijke liefdesrelatie van Sjostakovitsj. Wispelwey en Giacometti musiceerden dit repertoirestuk met veel oog en oor voor detail.
Opmerkelijk was dat het internationaal geprezen duo de andere stukken die op het programma stonden, die van Oestvolskaja en Kabalevski, voor het eerst speelden. Wispelwey onthulde dit feit in zijn even ontspannen als informatieve inleiding. Met zijn bij vlagen humoristische toespraak stelde hij het publiek voor begin van Oestvolskajas veeleisende duet volledig op zijn gemak.
Galina Oestvolskaja (1919-2006) was de enige vrouwelijke leerling die werd toegelaten tot compositieklas van Sjostakovitsj. Zij was een Einzelgänger en zeer eigengereid: ‘Er is hoe dan ook geen verband tussen mijn muziek en die van welke andere componist, levend of dood.’, zei ze over haar eigen werk.
Wispelwey had speciaal voor haar Grand Duet twee instrumenten meegebracht. In het derde deel moest hij zijn cello namelijk met een contrabasstok bewerken. “Daarvoor is mijn instrument te duur” had hij uitgelegd en wisselde van cello. De twee ideaal op elkaar ingespeelde musici stonden op het podium van de Aalsmeerzaal tegen alle conventies in ver uit elkaar opgesteld. Desondanks lieten ze in de zo ontstane ruimte de muzikale vonken knetterend spatten. In het lange vijfde deel worden na lange, haast meditatieve passages de beginmaten van de piano letterlijk herhaald. Alleen liet de cello zich hierdoor niet van de wijs brengen. Wispelwey bleef de bitterzoete melodielijnen stoïcijns en toch met veel gevoel doorzingen. Ondanks of juist vanwege de vele brute klanken in de kortere voorafgaande delen vertelden de musici een uitermate spannend verhaal waarin ook stiltes een opmerkelijke plek kregen.
Het in 1957 gecomponeerde Grand Duet was evenals de Cellosonate in Bes op 71 (1961)van Dmitri Kabalevski (1904-1987) geschreven voor de beroemde cellist Mstislav Rostropovitsj. Maar de stukken zouden niet verschillender kunnen zijn. Net als in zijn (pas nog tijdens de Cello Biënnale gespeelde) celloconcert is Kabalevski’s muziek vast verankerd in de romantische tonale traditie. De thema’s zijn snel herken- en meezingbaar. Het eerste deel Andante molto sostenuto is zwaarmoedig en gelaagd. Het daarop volgende Allegretto musiceerden Wispelwey en Giacometti elegant en effectvol briljant. Met de virtuoze vitaliteit en frisheid van het laatste deel Allegro molto kreeg het concert zijn verdiende hoogtepunt. De avontuurlijke musici werden door het publiek na afloop terecht enthousiast gevierd.
Foto’s: Jaime Korbee
Deze recensie is ook te lezen op https://denieuwemuze.nl/category/recensies/