“..en de pianist wist precies hoe het moest…”(Carmiggelt)
De wereldberoemde pianiste Yuja Wang weet inderdaad hoe het moet! Haar vurige tempi zijn bijna onnavolgbaar en het kleurengamma waarover ze beschikt is niets minder dan adembenemend. Dankzij haar bijna bovenaardse technische vaardigheden hebben haar interpretaties iets suggestiefs: je kunt niet anders dan gebiologeerd naar haar spel luisteren.
Gisteren was Wang samen met het Mahler Chamber Orchestra (MCO) in het Concertgebouw in Amsterdam. Hun programma combineerde het neoklassiek Dumbarton Oaks van Igor Stravinsky, een stuk dat werd geïnspireerd door de Brandenburgse concerten van Bach met het Pianoconcert in G en Le Tombeau de Couperin van Maurice Ravel en de zelden gespeelde Jazzsuite voor piano en orkest van Alexander Tsfasman (1906-1971).
Daarnaast trakteerde Wang haar uitzinnig jubelend publiek aan het eind op maar liefst drie toegiften: Brahms Intermezzo no. 3 op 117, Ravels Toccata uit Le Tombeau de Couperin en als kers op de taart het Danzon no 2 van Arturo Marquez.
Om met het laatste te beginnen: de dans van Marquez leek haast geïmproviseerd. Begeleid door contrabas, drums en klarinet speelde Wang zich in deze laatste toegift helemaal vrij in met Cajon en claves onderlegde dansbare ritmes. Hiermee refereerde Wang aan de gewoonte van grote jazzsolisten om na een concert op een afterparty met plaatselijke musici samen te spelen: te jammen.
Op de tweede toegift had ik gehoopt en deze was ook eigenlijk een must: de Toccata uit Le Tombeau de Couperin. Dit deel staat als laatste in de oorspronkelijke suite voor piano solo maar werd door Ravel (net als de bijzonder mooie Fugue) niet overgenomen in zijn meesterlijke orkestbewerking waarmee het MCO het tweede deel van het concert furieus begon. Ravels (piano)suite is een aangrijpende herinnering aan zes van zijn vrienden die stierven in de Eerste Wereldoorlog. Wang speelde deze Toccata erg snel.
Dat gold ook voor het laatste deel Fast Movement van de Jazz Suite. Tsfasman, die bekend staat als de “George Gershwin van Rusland”, combineert swingende ritmes en jazzharmonieën met romantische melodieën en virtuoze pianopassages in de stijl van Rachmaninov. Het zonder dirigent spelende MCO had hier soms moeite om met haar ultrasnelle loopjes mee te komen. De vierde slagwerker op de kleine trom had voor een goed samenspel met de soliste al naast de contrabassen plaatsgenomen. Het was geweldig om te horen hoe het MCO met Wang op deze tournee tot een artistieke eenheid is gegroeid.
Ook het derde deel van Ravels pianoconcert Presto kwam als uit een pistool geschoten: dat Wang elk tempo aankan was al duidelijk, maar dat de fagotten van het MCO haar later in dit deel konden bijbenen was een waarachtige prestatie! In het eerste deel Allegremente imponeerde Wang met haar zachte aanslag en impressionistisch kleurenspel. In een van haar soli speelde ze de trillers zo snel dat die passage opeens klonk als het oscillerende geluid van een zingende zaag. Het beroemde Adagio assai begon Wang ingetogen en fragiel, maar het lukte haar niet helemaal om de spanningsboog af te maken.
Alsof ze hierop terug wilde komen was haar eerste toegift (daarom?) het Intermezzo opus 117.3 van Johannes Brahms.
Als muziek subliem kan klinken en als je als pianist met langzame tederheid je publiek in de ban kunt slaan, dan is dit haar gisteren zeker gelukt: een moment voor de eeuwigheid!
foto’s: Geoffrey Schmid, Gaël Cornier